Wat betreft die maximale invulling heeft de rechtbank in de einduitspraak terecht overwogen dat – anders dan waarvan het college in zijn besluitvorming uitgaat – de mogelijkheid om de gronden vol te bouwen met kleine gebouwen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid moest worden uitgesloten, nu, gelet op de bestemming, een deel van de gronden niet kon worden bebouwd omdat er ruimte moest zijn voor spoorwegen en indien nodig een spooremplacement. De StAB is dan ook terecht uitgegaan van de in 4.2 van haar eerdere verslag van 6 februari 2015 beschreven kenmerken van een spooremplacement, waarbij bebouwing vrijwel ontbreekt.
ABRS 12-04/16 inzake Kerkrade (ECLI:NL:RVS:2017:1022).