Stelling appellant (degene die met gemeente overeengekomen is de –eventuele—planschade voor zijn rekening te nemen: het realiseren van een melk- of schuilstal met een bouwhoogte van 15 m heeft weliswaar geen praktisch doel, maar dat dit volgens de jurisprudentie van de Afdeling, in het bijzonder een uitspraak van 30 maart 2005 (ECLI:NL:RVS:2005:AT2807), op zichzelf geen aanleiding is om bij een aanvraag om tegemoetkoming in planschade niet van de maximale mogelijkheden van het oude planologische regime uit te gaan.
Niet in geschil is dat onder het oude planologische regime het realiseren van een melk- of schuilstal met een oppervlakte van 50 m² en een goothoogte van 2,5 m was toegestaan. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of, zoals Tog heeft gesteld, het realiseren van een melk- of schuilstal met een bouwhoogte van meer dan 5 m met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid was uitgesloten.
5.4. In de bij het oude bestemmingsplan behorende planregels is geen definitie van een melkstal of een schuilstal gegeven. Redelijke uitleg van deze begrippen brengt, in aansluiting op het algemeen spraakgebruik, met zich dat onder een melkstal een speciaal voor het melken van koeien ingerichte stal wordt verstaan en onder een schuilstal een stal, waarin dieren zelf in en uit kunnen lopen ter beschutting tegen bijvoorbeeld regen. Gelet op die functies, was het oprichten van een gebouw met een bouwhoogte van meer dan 5 m, bijvoorbeeld ten behoeve van de opslag van goederen in de kap van dat gebouw, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid uitgesloten. Bij een gebouw met een bouwhoogte van meer dan 5 m kan immers niet staande worden gehouden dat genoemde functies nog voorop staan en dat het gebruik van dat gebouw niet in strijd met de bestemming is. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
5.5. Aan de door [appellante] in hoger beroep aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 30 maart 2005 kan niet de door haar gewenste betekenis worden toegekend. Uit de overwegingen van die uitspraak, die ziet op de betekenis van een onder het oude planologische regime bestaande mogelijkheid om agrarisch hulpgebouwen met een maximale oppervlakte van 50 m² op te richten, valt niet af te leiden dat, zoals [appellante] aanvoert, de maximale goothoogte van die hulpgebouwen slechts 2,5 m was. Daarnaast was de functie van die hulpgebouwen in de planregels ruimer omschreven: melkstallen, schuilgelegenheden voor vee, veldschuren en dergelijke. Uit dat laatste valt af te leiden dat bijvoorbeeld ook een silo was toegestaan. Verder kunnen veldschuren, anders dan melkstallen en schuilgelegenheden voor vee, hoofdzakelijk voor de opslag van goederen worden gebruikt, zonder dat dit in strijd met de bestemming is. De uitspraak van 30 maart 2005 ziet derhalve op een niet vergelijkbare situatie.
5.6. Het betoog van [appellante] faalt.
ABRS 13-06/18 inzake Haaksbergen (ECLI:NL:RVS:2018:1929)
Noot: in de uitspraak 30-03-2005 ging het om een agrarisch hulpgebouw dat kon worden opgericht met een maximale oppervlakte van 50 vierkante meter en geen eisen waren gesteld aan de situering en hoogte ervan, zodat het gebouw ingevolge de in de Bouwverordening opgenomen begrenzingen een maximale hoogte van 15 meter kon hebben.
Noot 2: zie ook ABRS 01-02-2012 inzake gemeente Hof van Twente (ECLI:NL:RVS:2012:BV2432): Een autobox is – gelet op de omschrijving die daaraan volgens “Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal” in het algemeen spraakgebruik wordt gegeven – primair bedoeld voor het stallen van één auto of ander voertuig. Dat betekent dat, hoewel opslag van goederen in een autobox op zich mogelijk is, uitgesloten is dat op basis van een geldende bestemming “Autoboxen” vergunning zou kunnen worden verleend voor het bouwen van een bouwwerk met een zodanige vorm en afmetingen, te weten een oppervlakte van 20 m2, een goothoogte van 3 meter en een nokhoogte van 15 meter, dat niet langer kan worden staande gehouden dat de functie van stalling voor een voertuig voorop staat. In de planvergelijking had daar dan ook niet van mogen worden uitgegaan. De rechtbank heeft dat niet onderkend. Het betoog slaagt.