De rechtbank oordeelt dat compensatie van planschade in natura is toegestaan, maar dat daarvoor wel vereist is dat de besluiten voldoende waarborgen bevatten over het op een later moment kunnen vergoeden van de tijdelijke inkomensschade die de agrarische bedrijven mogelijk lijden in de periode dat ze op slot zitten. Deze waarborgen bevatten de besluiten nu niet. De rechtbank voorziet zelf in de zaak door aan de besluiten van het college op de planschadeverzoeken een aantal voorwaarden toe te voegen. Op basis daarvan moet, als het nog vast te stellen nieuwe bestemmingsplan in rechte onaantastbaar is, door een onafhankelijke deskundige worden beoordeeld of inderdaad sprake is geweest van tijdelijke inkomensschade, waarna het college hierover een nader besluit moet nemen
door toevoeging van de volgende waarborgen aan het bestreden besluit:
- Nadat het besluit waarmee compensatie in natura wordt geboden in rechte onaantastbaar is geworden, moet door een onafhankelijk deskundige worden beoordeeld of sprake is geweest van tijdelijk inkomensschade en zo ja, in welke mate.
- Naar aanleiding van de uitkomst van de beoordeling onder 1. neemt verweerder een besluit over wat dit betekent voor het planschadeverzoek en of dit tot een geldelijke tegemoetkoming leidt.
- Aan de voorwaarde in het bestreden besluit dat indien de compensatie in natura geheel of gedeeltelijk niet mogelijk zal blijken om redenen gelegen buiten den macht van aanvragers dan wel hun rechtsopvolgers, alsnog zal worden overgegaan tot vergoeding/compensatie van de planschadein geld, vermeerderd met de wettelijke rente over het schadebedrag vanaf de dag van ontvangt van het verzoek om planschadevergoeding, wordt toegevoegd dat in dat geval een onafhankelijk deskundige aan de hand van een taxatie de omvang van het planologisch nadeel moet vaststellen.
Rechtbank Midden-Nederland 12-04/18 inzake Lelystad (ECLI:NL:RBMNE:2018:1441)