Het antwoord op de vraag of iemand jegens een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam — dat wil zeggen als wederpartij van die ander — is opgetreden, hangt af van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (HR 11-03-1977, ECLI:NL:HR:1977:AC1877 (Kribbenbijter)). Bij de toepassing van deze maatstaf komt niet alleen betekenis toe aan de inhoud van de wederzijdse verklaringen maar ook aan de verdere omstandigheden van het geval. Ook gedragingen en verklaringen en andere omstandigheden die plaatsvinden eerst nadat de handeling is verricht kunnen hierbij van belang zijn (conclusie A-G Rank-Berenschot voor HR 28 november 2014 onder 2.5 (ECLI:NL:PHR:2014:1851); Bloembergen/Van Schendel in: J. Hijma e.a., Rechtshandeling en overeenkomst, 2016, nr. 91.)
Rb Rotterdam 03-09/20 (ECLI:NL:RBROT:2020:8036)
Noot: het kribbenbijtercriterium is niet een criterium dat door Hoogstate dadelijk zonder context geplaatst kon worden