Tussen partijen is voorts in geschil of de rechtbank de eindnota van 30 oktober 2013, ten bedrage van € 1.119,25, en de voorschotnota van 24 september 2013, ten bedrage van € 1.119,25, ten onrechte niet voor vergoeding in aanmerking heeft gebracht. De nota’s hebben betrekking op de kosten voor het laten opstellen van het rapport van Kenniscentrum van 18 oktober 2013, welke door [appellante] in beroep bij de rechtbank is overgelegd. Gelet op de inhoud van dit rapport, waarin geen schadetaxatie is opgenomen, kan dit niet worden aangemerkt als een door een deskundige uitgebracht verslag, als bedoeld in artikel 8:36, tweede lid, van de Awb, waarvan de kosten ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Bpb) voor vergoeding in aanmerking komen, maar dienen de gemaakte kosten te worden aangemerkt als kosten voor rechtsbijstandsverlening in de zin van artikel 1, onder a, van dat besluit. De kosten moeten daarom worden geacht te zijn begrepen in de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Bpb die ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van dat besluit forfaitair worden bepaald. De rechtbank heeft deze kosten derhalve terecht niet afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking gebracht.
ABRS 03-08/16 inzake Zandvoort (ECLI:NL:RVS:2016:2143).