Tussen de partijen is niet in geschil dat [eiser] als mede-eigenaar van het heersende erf krachtens erfdienstbaarheid een recht van overweg heeft ten laste van Railinfratrust als eigenaar van de grond onder de spoorbaan, die ter plaatse van de overweg als dienend erf heeft te gelden. Het betaamt niet dat ProRail c.s. met voorbijgaan van dit alles eigenmachtig tot afsluiting (door middel van betonblokken) van de overweg en tot verhindering van de uitoefening van het recht van erfdienstbaarheid overgaan. Daartoe had ProRail zelf een Kort Geding kunnen/moeten starten. Praktisch gezien behandelt de rechter toch de zaak als ware het kort Geding geïnitieerd door ProRail. Het burgerlijk wetboek voorziet in de artikelen 5:78 en 5:79 in mogelijkheden tot opheffing van een erfdienstbaarheid door de rechter.
Alles overziende moet worden geconcludeerd dat er een wanverhouding bestaat tussen enerzijds het belang van [eiser] bij de erfdienstbaarheid en anderzijds de algemene belangen die mede door ProRail c.s. worden behartigd en de specifieke belangen van ProRail c.s. die door de instandhouding worden geschaad. [eiser] kan er in redelijkheid niet aan blijven vasthouden dat ProRail c.s. de overweg in de Zandkampweg voor hem in stand houden, in aanmerking genomen dat dit gezien het beleid met betrekking tot de aanpak van NABO’s tot beveiliging moet leiden tegen hoge kosten voor ProRail c.s., terwijl even verderop een beveiligde spoorwegovergang is en niet gesteld of gebleken is dat in verband met de verkeersafwikkeling voor een tweede beveiligde overweg min of meer pal naast de bestaande thans enige noodzaak bestaat. Bij deze stand van zaken kan niet worden gezegd dat ProRail c.s. onrechtmatig, want in strijd met een recht waarvan reeds nu gezegd kan worden dat het in redelijkheid niet meer kan worden uitgeoefend, handelt door de onbewaakte overweg in de Zandkampweg reeds nu af te sluiten. ProRail c.s. hebben een voldoende belang om dat op korte termijn vooruitlopend op een bodemprocedure te doen.
Rechtbank Gelderland 14-11/18 inzake ProRail spoorwegovergang Lunteren (ECLI:NL:RBGEL:2018:4888).
Noot: mooi overzicht van werking 5:78 BW (niet van toepassing op basis van overgangsrecht) en 5:79 BW (hier geen belangenafweging, maar enkel criterium of redelijk belang rechthebbende er niet meer is). Voor vergelijking onteigening erfdienstbaarheid zie HR 28-03/14 inzake Severijen c.s. / De Bilt (ECLI:NL:HR:2014:736).