Gelet op het vorenstaande zijn de bestaande windturbines, zoals ook de onderhavige windturbine, onder het overgangsrecht gebracht met het doel om die binnen de planperiode te verwijderen. Dit gebeurt met het oog op de realisering van windpark Zeewolde, welk initiatief past in de beleidsdoelstelling om met minder windturbines meer energie te produceren. Deze strategie van opschalen en saneren betekent dat het realiseren van nieuwe windturbines gepaard gaat met het saneren van bestaande windturbines.
De onteigening is naar Ons oordeel aldus gericht op het ter uitvoering van het bestemmingsplan saneren van de in deze zaak aan de orde zijnde windturbine. Na de sanering zal ter plaatse een agrarische bestemming gelden, zonder de aanduiding windturbine. Anders dan reclamant betoogt, zien Wij geen aanleiding voor het oordeel dat het saneren van de bestaande windturbine van reclamant niet plaatsvindt ter uitvoering van het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de Onteigeningswet en geen publiek belang dient.
Dat de oppervlakte van het te onteigenen perceelsgedeelte te klein is om een agrarisch bedrijf op uit te oefenen, zoals reclamant betoogt, maakt dit naar Ons oordeel niet anders. Zoals hier is aangegeven, biedt het bestemmingsplan de grondslag voor het saneren van de bestaande windturbine. Deze windturbine is onder het overgangsrecht gebracht met de bedoeling om die binnen de planperiode te verwijderen en aan het betreffende perceelsgedeelte is de bestemming Agrarisch zonder de aanduiding windturbine toegekend. In dit geval wordt het bestemmingsplan uitgevoerd door de windturbine te verwijderen, waarna de bestemming agrarisch wordt gerealiseerd. Artikel 77, eerste lid, van de Ow, staat daar naar Ons oordeel niet aan in de weg. Dat het perceelsgedeelte een te geringe oppervlakte heeft om er een zelfstandig agrarisch bedrijf op te exploiteren, betekent overigens niet dat dit niet geschikt is voor (bedrijfsmatig) agrarisch gebruik.
Besluit van 30 augustus 2019, nr. 2019001739
Noot: de Kroon oordeelt dat ten behoeve van de beoogde nieuwe bestemming “agrarisch” de bestaande windmolen onteigend kan worden. Dit ondanks het feit dat de onteigening niet (primair) ziet op realisering agrarische bestemming, maar op het verwijderen van aanwezige windmolen. Daarvoor is de Kroon wel een “omslachtige” redenering in het kader van art. 77 lid 1 Ow (bestemmingsplan onteigening) nodig. Vraag is natuurlijk hoe (mogelijk) de burgerlijke rechter dit gaat zien.