In haar uitspraak van 10 juni 2016 heeft de rechtbank overwogen dat, aangezien het college een onbeperkt aantal huishoudens heeft toegelaten, het risico op overlast voor [partij] evenredig groter is geworden en dat dit een ruimtelijk relevant effect is. Door de toename van het risico op overlast vindt, naar het oordeel van de rechtbank, een planologische verslechtering plaats.
De Afdeling volgt de rechtbank in haar in de uitspraak van 4 mei 2017 gegeven oordeel dat onder het nieuwe planologische regime de aantasting van privacy, de parkeerdruk en het risico op overlast aanzienlijk kunnen toenemen omdat geen beperking is gesteld aan het aantal huishoudens in het pand en dat Geers en Van Beukering de mogelijke gevolgen van de planologische wijziging onvoldoende hebben onderkend. De Afdeling volgt [appellant sub 1] en het college niet in hun standpunt dat de rechtbank het onder 5.2 weergegeven toetsingskader onjuist heeft toegepast. De Afdeling begrijpt de overweging over de feitelijke situatie zo dat de rechtbank hiermee heeft willen illustreren dat het niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid valt uit te sluiten dat zich in het pand aan [locatie 2] tien huishoudens zouden kunnen vestigen. Zolang een feitelijke situatie niet strijdig is met het geldende planologische regime kan deze bij uitstek dienen om de mogelijke gevolgen van de planologische situatie te illustreren.
De rechtbank heeft bij haar beoordeling verder terecht de forse daling van de WOZ-waarde van de woning van [partij] betrokken. Hoewel een daling van de WOZ-waarde doorgaans geen aanleiding vormt om te twijfelen aan de juistheid van een taxatie in het kader van de bepaling van de omvang van de planschade, kan van een bestuursorgaan worden verlangd dat het zijn besluit van een nadere motivering voorziet in het geval een aanzienlijk verschil tussen de WOZ-waarde en de taxatie in het kader van planschade bestaat (zie de genoemde Afdelingsuitspraak van 28 september 2016). In dit geval bestond daar aanleiding voor, omdat de WOZ-waarde van de woning van [partij] is verlaagd van € 350.000,00 naar € 297.000,00 en Geers en Van Beukering tot een schade van € 3.000,00 komen.
ABRS 25-07/18 inzake Helmond (ECLI:NL:RVS:2018:2517).