In de plantoelichting van beide bestemmingsplannen staat dat de kabelverbinding wordt aangelegd door horizontaal gestuurde boringen en door open ontgravingen. Op de in deze paragraaf opgenomen afbeelding is aangegeven waar wordt geboord en waar wordt gegraven. Dit onderscheid in de wijze van aanleg is van betekenis voor de gevolgen die het plan heeft. Uit de plantoelichting, uit de bij de plantoelichting gevoegde natuurtoetsen en de nota zienswijzen volgt namelijk dat gestuurde boring op bepaalde locaties nodig is om gevolgen voor natuur- en landschapswaarden te voorkomen. Volgens de raad kunnen bijvoorbeeld daar waar gevolgen voor natuur- en landschapswaarden zoals bedoeld in de provinciale omgevingsverordening, voor houtopstanden en voor dier- en plantensoorten in het geding zijn, deze worden voorkomen door het toepassen van horizontaal gestuurde boringen.
De Afdeling overweegt dat de bestemmingsplannen geen regels bevatten die waarborgen op welke wijze de kabelverbindingen worden aangelegd. De plantoelichting (onderstreping HS) is geen juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Met de vermelding op een kaart in de plantoelichting van de locaties waar gestuurd wordt geboord en de locaties waar wordt gegraven is dan ook niet op juridisch bindende wijze geregeld op welke wijze de kabelverbinding wordt aangelegd. Dat betekent naar het oordeel van de Afdeling en gelet op het daarover ingenomen standpunt door de raad over het belang van de wijze van aanleg van de kabelverbindingen dat nu niet is verzekerd dat zich geen gevolgen zullen voordoen voor natuur- en landschapswaarden.
De besluiten tot vaststelling van de bestemmingsplannen zijn daarom in strijd met de vereiste zorgvuldigheid genomen.
ABRS 10-07/24 inzake Hengelo/Twickel (ECLI:NL:RVS:2024:2796)