Invloed recreatief fietspad – (inkomens)schade claim duivensport niet gehonoreerd

Het nieuwe planologische regime voorziet in de aanleg van een fietspad. Dit fietspad vormt een verbinding tussen de gronden plaatselijk bekend als “Hoog Helbergen” en “Holthuizergoed”. Daardoor neemt het aantal passanten ter hoogte van het object van [appellant] in geringe mate toe. Deze passanten hebben zicht op het object van [appellant], waardoor de privacy in geringe mate is aangetast. Verder neemt de verkeersintensiteit ter hoogte van het object toe. De gronden behorende tot het plangebied kennen echter niet de aanduiding ‘weg’. Hierdoor mogen de gronden niet worden aangewend ten behoeve van gemotoriseerd verkeer, maar slechts door fietsers en wandelaars, waardoor de invloed op de verkeersintensiteit niet aanmerkelijk is. Enige toename van geluidsoverlast door recreanten, onder meer in de hoedanigheid van fietsers die het perceel van [appellant] passeren, valt niet uit te sluiten. De overlast is derhalve in zeer geringe mate toegenomen. De planologische wijziging is niet direct van negatieve invloed op de situeringswaarde van het object. Na de planwijziging wordt het object van [appellant] immers nog altijd gekenmerkt door zijn vrije ligging in een overwegend agrarisch gebied.

[appellant] betoogt tot slot tevergeefs dat de rechtbank in de tussenuitspraak ten onrechte heeft overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat onvoldoende vaststaat dat het nieuwe bestemmingsplan heeft geleid tot inkomensschade doordat op het perceel de duivensport niet meer kan worden uitgeoefend. Zij heeft terecht overwogen dat [appellant] weliswaar gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat goede wedstrijdduiven waardevol kunnen zijn, maar dat uit deze gegevens niet blijkt dat [appellant] een inkomen verwierf met de duivenhandel. Wat betreft de waarde van de onroerende zaak heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat een redelijk denkend en handelend koper niet minder zal willen betalen wanneer de locatie niet langer of minder geschikt is voor het beoefenen van de duivensport.

ABRS 22-05/19 inzake Brummen (ECLI:NL:RVS:2019:1662)

Noot: deze casus is bij Hoogstate bekend vanwege het duivensport aspect en de planologische weging of meen dan één woning toegestaan is.

Eerder maakte René van Hoogmoed elders deel uit van een bindend advies commissie die in aanvulling op een overeengekomen onteigeningsschadeloosstelling de schade als gevolg van de verplaatsing van een duivenhok diende vast te stellen.