Inspanningsverplichting ruimtelijke ordening, geen resultaatverplichting gemeente

Naar het oordeel van het hof volgt uit de tekst van de brief van 1 december 2006 en de uitleg die partijen daaraan hebben gegeven, bezien tegen de achtergrond van de door de gemeente onweersproken toegelichte totstandkoming daarvan dat B en W een inspanningsverplichting op zich hebben genomen. HRC c.s. heeft niet bestreden dat geen nadere afspraken zijn gemaakt over de invulling van de inspanningsverplichting. Van een garantie van B en W dat medewerking zou worden verleend tot het moment van realisatie, of definitieve duidelijkheid over de onhaalbaarheid van de medio 2006 door ELD voorgestane gewijzigde invulling van leisurecentrum, is dan ook geen sprake. Dat ligt ook niet voor de hand. B en W zijn gebonden aan publiekrechtelijke verplichtingen en afhankelijk van rechten van derden, zoals B en W ook in de brief van 1 december 2006 hebben aangegeven.

De omstandigheid dat het bestemmingsplan Leisurecentrum door de Afdeling op 16 november 2011 deels is vernietigd, betekent ook niet dat de gemeente zich onvoldoende heeft ingespannen. De gemeente had immers een voorbehoud gemaakt ten aanzien van haar publiekrechtelijke verplichtingen en rechten van derden en HRC c.s. heeft niet gesteld en inzichtelijk gemaakt dat de reden voor gedeeltelijke vernietiging binnen de invloedsfeer van de gemeente was gelegen.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 02-01/18 inzake Terneuzen (ECLI:NL:GHSHE:2018:1).