Inbreiding tegenover uitbreiding: een verschil in te hanteren drempel (van 5%)? Neen.

Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 2 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:530), is bij waardevermindering van een onroerende zaak als gevolg van een normale maatschappelijke ontwikkeling, zoals woningbouw op een inbreidingslocatie van een bestaande woonkern, waarbij die woningbouw in de lijn der verwachtingen lag, een waardevermindering tot vijf procent van de waarde van de onroerende zaak, in verhouding tot de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk vóór het ontstaan van de schade, substantieel, maar niet zodanig zwaar dat deze schade niet voor rekening van de aanvrager kan worden gelaten.

In casu: het plangebied is een onbebouwde driehoek, gelegen tussen de bestaande woonkern (oostzijde) en de Schoonhovenseweg (N207) en het daarlangs gelegen bedrijventerrein ’t Vaartland (westzijde), waarmee de locatie Poort van Stolwijkfeitelijk het midden houdt tussen een uitbreidings- en een inbreidingslocatie. Indien het plangebied, anders dan Langhout heeft gesteld, geen zuivere inbreidingslocatie is, maar tevens de kenmerken van een uitbreidingslocatie vertoont, ziet de Afdeling daarin geen aanleiding om de onder 9.4 genoemde jurisprudentie in dit geval niet toe te passen.”

ABRS 08-08/18 inzake Krimpenerwaard (ECLI:NL:RVS:2018:2620)

Noot: ook hier verwijzing naar ABRS 02-03/16 inzake Zundert (ECLI:NL:RVS:2016:530).