WOZ. Kantoorpand. Leegstandfictie. Verweerder is bij de bepaling van de kapitalisatiefactor uitgegaan van de feitelijke leegstandssituatie op de waardepeildatum, namelijk volledige verhuur aan één, zekere huurder. Daarmee is verweerder naar het oordeel van de rechtbank echter in feite uitgegaan van waardering bij verkoop in verhuurder staat, hetgeen niet in overeenstemming is met de leegstandsfictie van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ.
Voor zover verweerder heeft gewezen op de feitelijke leegstand op de waardepeildatum van een vergelijkbaar kantoorpand, ook volledig verhuurd aan meerdere huurders, heeft verweerder voor het onderhavige pand geen inzicht gegeven in het risico op mutatieleegstand. Geen van beide partijen heeft de waarde aannemelijk gemaakt, zodat de rechtbank de waarde in goede justitie vaststelt. Beroep gegrond.
Rechtbank Arnhem 10-10/16 inzake heffingsambtenaar Arnhem (ECLI:NL:RBGEL:2016:5378).
Noot: heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de vastgestelde waarde onder meer verwezen naar een door hem overgelegd taxatierapport; hierbij is de waarde van het kantoorpand bepaald op € 7.547.000 door uit te gaan van een huurwaarde van € 857.629 en een kapitalisatiefactor van 8,8. De eigenaar hanteert kapitalisatiefactor 5,3.
Er blijkt niet van een correctie wegens koopkosten, om te komen tot v.o.n. prijs.