Hier geen voorzienbaarheid (een overzicht)

 In de overzichtsuitspraak van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2582) heeft de Afdeling onder 5.23 tot en met 5.30 onder meer het volgende overwogen.

    De voorzienbaarheid van een planologische verandering wordt beoordeeld aan de hand van het antwoord op de vraag of ten tijde van de investeringsbeslissing, bijvoorbeeld ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak, voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Daarbij wordt rekening gehouden met een concreet beleidsvoornemen dat openbaar is gemaakt. Niet is vereist dat dat beleidsvoornemen een formele status heeft.

    Indien de planschade voorzienbaar is, blijft deze voor rekening van de koper, omdat hij in dat geval wordt geacht de mogelijkheid van verwezenlijking van de negatieve ontwikkeling ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak te hebben aanvaard.

    Om op grond van een concreet beleidsvoornemen voorzienbaarheid te kunnen aannemen, moet een redelijk denkend en handelend koper uit de openbaarmaking daarvan kunnen begrijpen op welk gebied dat beleidsvoornemen betrekking heeft, wat de zakelijke inhoud ervan is, en dat hij van de inhoud ervan kan kennisnemen.

    Bij het bepalen van de voorzienbaarheid van de schade komt geen betekenis toe aan de grootte van de ten tijde van de beslissing tot investering bestaande kans dat de schade niet zou ontstaan.

    Voor het aannemen van voorzienbaarheid is niet vereist dat verwezenlijking van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel volledig en onherroepelijk vaststaat, dat deze maatregel in detail is uitgewerkt of dat de omvang van de nadelige gevolgen met nauwkeurigheid kan worden bepaald. Beslissend is of op het moment van investering de mogelijkheid van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel zodanig kenbaar was, dat hiermee bij de beslissing tot investering rekening kon worden gehouden.

10.2.    [wederpartij] heeft de woning op 11 mei 2006 gekocht. Niet in geschil is dat de aanleg van een ringweg met vier rijstroken in het ten oosten van de woning gelegen plangebied voorzienbaar was. De door [wederpartij] geleden schade, bestaande uit een waardevermindering van de woning, is echter geen gevolg van de aanleg van de ringweg, maar van de aanleg van een rotonde ten behoeve van de ontsluiting van het ten noorden van de woning gelegen bedrijventerrein Dentgenbach op de Kerkradersteenweg en de ringweg. De rotonde is gelegen op een tussen de woning en de ringweg gelegen locatie die onder het oude planologische regime een groenbestemming had (hierna: de locatie). Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of de aanleg van de rotonde op de locatie voorzienbaar was.

10.3.    Niet in geschil is dat de locatie niet binnen het zoekgebied van kaart 3 bij het POL is gelegen. Indien, zoals het college betoogt, de aanleg van een rotonde of andere verkeerskundige voorziening buiten het zoekgebied noodzakelijk was voor de aansluiting van de ringweg op het lokale wegennet en voor de afname van de verkeersdruk, wil dat nog niet zeggen dat het ook noodzakelijk was om die rotonde of andere verkeerskundige voorziening dichtbij de woning te realiseren en niet ergens anders, op een voor [wederpartij] minder ongunstige plek. Voor een redelijk denkend en handelend koper was de aanleg van de rotonde op de locatie niet voorzienbaar in de zin van de overzichtsuitspraak. Dat, zoals het college verder betoogt, het zoekgebied van kaart 3 bij het POL alleen was bedoeld voor het tracé van de ringweg en niet voor de aansluiting van de ringweg op het lokale wegennet, leidt niet tot een ander oordeel. Dat laat immers onverlet dat de locatie op deze kaart niet is aangeduid als zoekgebied voor een rotonde of andere verkeerskundige voorziening. Daarin verschilt dit geval van de situatie die aan de orde was in de door het college aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 19 september 2018. De in die uitspraak bedoelde bijkomende infrastructurele werken ten behoeve van een tunnel lagen binnen het plangebied van het toepasselijke beleidsvoornemen. In die situatie was de aanleg van bijkomende infrastructurele werken voorzienbaar. Verder komt niet de door het college gewenste betekenis toe aan de overweging in die uitspraak dat aan het aannemen van voorzienbaarheid niet in de weg staat dat de betrokkene niet had hoeven verwachten dat de tunnelmonden net buiten het in het beleidsvoornemen beschreven traverse-tracé zouden komen te liggen. In het geval van [wederpartij] gaat het bij de aanleg van de rotonde immers niet slechts om een geringe overschrijding van het zoekgebied.

10.4.    In het betoog van het college is, gelet op het voorgaande, geen grond te vinden voor het oordeel dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de door [wederpartij] geleden planschade ten tijde van de aankoop van de woning voorzienbaar was op grond van een concreet beleidsvoornemen tot het realiseren van een rotonde of andere verkeerskundige voorziening op de locatie.

ABRS 26-08/20 inzake Ged. Staten Limburg (ECLI:NL:RVS:2020:2032)

Noot: aanleg ringweg was voorzienbaar; de schadeveroorzakende rotonde is gelegen op een locatie tussen de ringweg en woning gelaedeerde. Voor deze locatie dus geen (maximaliseren van) voorzienbaarheid.  

Noot 2: betoog college dat NMR 4% moet zijn in plats van 3% wordt door de Afdeling beargumenteerd afgewezen.