In het besluit van 20 december 2016 is bepaald dat indien het nieuwe bestemmingsplan met betrekking tot het perceel na inwerkingtreding alsnog wordt vernietigd, het college voor de als gevolg daarvan resterende planschade een tegemoetkoming in geld uitkeert, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag tot de dag van algehele vergoeding.
Naar het oordeel van de Afdeling betekent dit dat het college de tegemoetkoming in de vorm van compensatie in natura onder meer afhankelijk heeft gesteld van de toekomstige, onzekere gebeurtenis dat het nieuwe bestemmingsplan, na vaststelling, ook onherroepelijk wordt. Het college heeft de onzekerheid over de duur en uitkomst van die procedure ten onrechte niet ondervangen door in het besluit op te nemen dat uitbetaling van het in het besluit vermelde bedrag na een in het besluit vastgestelde datum zal plaatsvinden, indien het nieuwe bestemmingsplan, waarbij compensatie in natura wordt geboden, op deze datum niet onherroepelijk is.
ABRS 14-11/18 inzake Valkenswaard (ECLI:NL:RVS:2018:3661)
Noot: In de overzichtsuitspraak ABRS 28-09/16 inzake Zutphen (ECLI:NL:RVS:2016:2582) onder 5.41 tot en met 5.47 heeft de Afdeling duidelijk aangegeven welke randvoorwaarden er gelden voor dit herstel in natura. Gemeente heeft daar schijnbaar onvoldoende kennis van genomen.