SWP betoogt verder dat de rechtbank, gelet op de in de uitspraak van de Afdeling van 27 april 2005 inzake Raalte/Oude Vrielink (LJN: AT4747, Gst. 2005, 85) gestelde eisen aan schadevergoeding in natura, ten onrechte heeft overwogen dat de raad de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken bij besluit van 16 november 2011 heeft hersteld.
Daartoe voert zij aan dat geen termijn voor het herstel van de bouwmogelijkheden is gesteld, dat een volledig herstel van de bouwmogelijkheden is uitgesloten en dat, gelet op artikel 3.1, tweede lid, van de Wro, geen verband bestaat tussen de schadevergoeding en het herstel van de bouwmogelijkheden.
ABRS: Aan de uitspraak van de Afdeling van 27 april 2005 kan niet de door SWP gewenste betekenis worden toegekend. Die uitspraak ziet op een geval waarin de planologisch vervallen mogelijkheid om een woning op een perceel te bouwen niet wordt hersteld, maar is toegezegd dat vrijstelling voor het alsnog bouwen van die woning wordt verleend, indien bouwvergunning wordt gevraagd. De in die uitspraak gestelde eisen voor schadevergoeding in natura zijn derhalve in dit geval niet zonder meer van toepassing. Dat een volledig herstel van de bouwmogelijkheden is uitgesloten, betekent voorts niet, gezien de waardestijging van de noordelijke percelen bij een gedeeltelijk herstel van de bouwmogelijkheden, dat vergoeding wegens geleden planschade in natura niet geheel of gedeeltelijk mogelijk is.
Ten slotte behelst artikel 3.1, tweede lid, van de Wro geen fatale termijn, maar een termijn van orde, op de overschrijding waarvan niet de sanctie is gesteld dat het desbetreffende bestemmingsplan geen rechtskracht meer heeft. Derhalve kan niet onder verwijzing naar die bepaling worden staande gehouden dat geen verband bestaat tussen de schadevergoeding en het herstel van de bouwmogelijkheden.
ABRS 19-12/12 inzake Nijmegen (LJN: BY6726).
Noot: ABRS 27-04/05 inzake Raalte/ Oude Vrielink (LJN: AT4747), was toezegging herstel bouwmogelijkheid via vrijstelling art. 19 WRO
In casu had de gemeente een vergoeding wegens geleden planschade toegekend in de vorm van een geheel of gedeeltelijk herstel van de vervallen bouwmogelijkheden op de noordelijke percelen door een bestemmingsplanwijziging. Indien vergoeding in natura niet of niet geheel mogelijk is, zal SWP volgens dat besluit een evenredige vergoeding in geldelijke vorm van ten hoogste € 512.726,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, worden toegekend.
Zie ook: ABRS 18-07/12 inzake Ommen (LJN: BX1866): Uit het voorgaande volgt dat met voldoende zekerheid vaststaat dat de raad aan [verzoeker] financiële compensatie biedt indien compensatie in natura niet tot stand kan worden gebracht.