Geuroverlast intensieve veehouderij: taak voor De Staat

Het hof is van oordeel dat uit artikel 8 EVRM volgt dat bij een geurbelasting vanaf 25 odour units per kubieke meter lucht op de Staat de positieve verplichting rust om maatregelen te treffen om daar iets aan te doen. De Staat heeft weliswaar een ruime beoordelingsvrijheid bij de keuze van de maatregelen, maar mag bij zeer extreme gevallen niet wachten met het treffen van maatregelen. Het hof merkt de woonsituatie van [geïntimeerde 12] en [geïntimeerde 9] aan als extreem slecht en om die reden strijdig met artikel 8 EVRM en dus onrechtmatig. De Staat is daarom gehouden om de schade die [geïntimeerde 12] en [geïntimeerde 9] als gevolg hiervan hebben geleden en nog lijden, te vergoeden. De vorderingen van de overige oorspronkelijke eisers worden afgewezen.

Gerechtshof Den Haag 25-03/25 inzake Staat (ECLI:NL:GHDHA:2025:431)

Noot: het gaat hier, zoals blijkt uit het arrest, om zeer extreme gevallen maar er kan op deze wijze nog wel wat op de Staat afkomen.