Na het benoemen van de relevante criteria voor passieve risico aanvaarding overweegt de Afdeling:
Naar het oordeel van de Afdeling maken de passages in de plantoelichtingen van de twee bestemmingsplannen, waarin staat dat artikel 2.12.2 van de Omgevingsvergunning volgens de raad niet van toepassing is op het recreatiegebied Ganzendiep, dat het college de voorzienbaarheid niet aan [wederpartij] mocht tegenwerpen. Een redelijk denkend en handelend eigenaar mocht uit de passages afleiden dat de verplichting om het tegengaan van de bouw van nieuwe recreatiewoningen in bestemmingsplannen vast te leggen, niet geldt voor het recreatiegebied Ganzendiep en dus ook niet geldt voor het perceel van [wederpartij]. Dat deze passages berusten op een onjuiste interpretatie van artikel 2.12.2 van de Omgevingsverordening, kan het college niet aan [wederpartij] tegenwerpen. Nu volgens de raad geen aanpassing van het bestemmingsplan nodig was, hoefde zij geen nadere besluitvorming hierover te verwachten. Ook omdat het college van gedeputeerde staten geen aanleiding heeft gezien om op de plannen in het kader van het vooroverleg te reageren, dan wel om een reactieve aanwijzing als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, van de Wro te geven. Dat de bestemmingsplannen niet zijn vastgesteld met het doel om het planologische regime in overeenstemming te brengen met de provinciale verordening, doet daar niet aan af. De rechtbank is tot hetzelfde oordeel gekomen, zodat het betoog van het college niet slaagt.
ABRS 09-06/21 inzake Kampen (ECLI:NL:RVS:2021:1206)
Noot: gemeente beroept zich mede op “vergissing” maar dat betekent volgens de Afdeling niet dat een redelijk handelend eigenaar riskant stilzitten verweten kan worden.