Onteigening voor bestemmingen sportvelden en groen: wel of niet eliminatie?
De kernvraag: is er voorafgaand aan het bestemmingsplan (sportdoeleinden) sprake van een zodanig concreet plan, zodat de bestemming Sport-2 moet worden geëlimineerd. Verwijzing naar HR 15-01-16 inzake Perkpolder; ECLI:NL:HR:2016:25 r.o. 3.5.
Geen eliminatie: gebruikelijk ruimtelijk ordening proces + eliminatie volgens HR terughoudend toepassen + uitleg dat Bestuursovereenkomst 2005 niet een (voldoende) concreet plan is voor het werk waarvoor thans onteigend wordt. Rechtbank sluit aan bij de overwegingen van deskundigen en vult aan dat de contouren uit de Bestuursovereenkomst (volgens de onteigende “het concrete plan”) anders waren dan in het bestemmingsplan waarvoor onteigend werd.
Overigens: het antwoord op de vraag of hier sprake is van overheidswerk (voor wat betreft sportdoeleinden) kan in het midden gelaten worden, omdat er sowieso geen sprake is van een “concreet plan”, zodat aan één van de beide voorwaarden voor eliminatie toch al niet voldaan wordt.
Dus niet eliminatie en hier ook geen verwachtingswaarde, omdat de zaak Groningen/Woldring (ECLI:NL:PHR:2022:542) waarop de onteigende zich beroept, niet vergelijkbaar is.
Hier: geen residuele waardering sportbestemming, maar werkelijke waarde op basis van 2 x WEVAB.
Na pleidooi hebben partijen minnelijke overeenstemming bereikt over aftrek bodemverontreiniging.
Claim vergoeding deskundigenkosten art. 50 Onteigeningswet: € 330.000,–. Rechtbank weegt mede dat vastgestelde schadeloosstelling lager is dan het aanbod. Beperking van de gevraagde vergoedingen.
Vonnis rechtbank Noord-Holland 24-07/24 inzake Haarlemmermeer/Kennemerland (ECLI:NL:RBNHO:2024:7384)
Noot: René van Hoogmoed was hier een van de rechtbankdeskundigen en het is hem bekend dat “alle jurisprudentie” over al dan niet elimineren in deze zaken de revue gepasseerd is. Vergelijk duidelijke parallel met uitspraak ABRS inbrengwaarde eerder op onze website ABRS 26-04/23 inzake Haarlemmermeer/Kennemerland (ECLI:NL:RVS:2023:1639)