Gedoogplicht belemmeringenwet privaatrecht

Onder verwijzing naar overweging 2.8.6. van de uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW6968, overweegt de voorzieningenrechter dat de hoogte van de schadevergoeding geen rol kan spelen bij de beoordeling van het verzoek tot het opleggen van een gedoogplicht. De minister hoeft de hoogte van de schadevergoeding op zichzelf dus niet te toetsen. Dit neemt niet weg dat de minister zich op grond van artikel 2, vijfde lid, van de BP ervan dient te vergewissen dat een serieuze en redelijke poging is ondernomen om langs minnelijke weg tot overeenstemming te komen. In dit kader dient hij te onderzoeken of de voorstellen tot schadevergoeding niet op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moeten worden aangemerkt.

De door [verzoeker sub 2] en anderen genoemde omstandigheid dat TenneT de door [verzoeker sub 2] en anderen ondervonden schade die de aanwezigheid van de bestaande 220 kV-hoogspanningsverbinding veroorzaakt, in mindering brengt op de totale vermogensschade die ontstaat door de komst van de 380 kV-hoogspanningsverbinding, leidt niet tot het voorlopig oordeel dat de minister de voorstellen tot schadevergoeding op voorhand als onwerkelijk en onredelijk had moeten aanmerken. 

 [verzoeker sub 2] en anderen betogen verder dat zij aansprakelijk kunnen worden gesteld voor schade aan de hoogspanningsmast en de eventuele gevolgen van die schade. Zij stellen dat deze vorm van schade niet verzekerbaar is en dat in de praktijk is gebleken dat TenneT deze vorm van schade niet wil vergoeden.

Voor zover [verzoeker sub 2] en anderen stellen dat de door hen genoemde toekomstschade niet door TenneT zal worden vergoed en dat zij aansprakelijk kunnen worden gesteld voor deze schade, heeft de minister zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het kader van deze procedure terecht op het standpunt gesteld dat deze discussie betrekking heeft op de hoogte van de schadevergoeding die hij niet hoeft te toetsen.

Overigens heeft TenneT ter zitting herhaald dat zij het principe hanteert van volledige schadeloosstelling en dat gelet op dit uitgangspunt eventuele toekomstschade, ook indien deze afwijkt van het initiële bod, zal worden vergoed. De voorzieningenrechter overweegt dat de Afdeling dit beleid van TenneT redelijk heeft geacht (vergelijk overweging 2.8.6 van de uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW6968).

Voorzieningenrechter ABRS 15-12/20 inzake  Eemshaven Oudeschip en Vierverlaten  (ECLI:NL:RVS:2020:2969)

Noot: de voorzieningenrechter toetst in deze procedure niet de door TenneT schijnaar toegepaste voordeelsverrekening: op de schade door 380 kV lijn  wordt in mindering gebracht het voordeel van vervallen 220 kV lijn.