Geen aanspraak voor veehouder op fosfaatrechten die zijn toegekend aan de opfokker van zijn jongvee. Opfokovereenkomst niet op één lijn te stellen met uit- en inscharen en met pacht. Geen ongerechtvaardigde verrijking.
Tussen partijen was sprake van een opfokovereenkomst. De overeenkomst bracht mee dat [geïntimeerde] het jongvee voor [appellante] hield en opfokte, totdat de dieren ongeveer een jaar oud waren. Het onderbrengen van het jongvee bij een opfokker heeft voor een veehouder in het algemeen het voordeel dat de veehouder meer melk producerend vee op het eigen bedrijf kan houden, dan mogelijk zou zijn geweest indien hij het jongvee op het eigen bedrijf moest onderbrengen. De houder van het jongvee van [appellante] was op 2 juli 2015 [geïntimeerde] . In hoger beroep staat dit niet meer ter discussie. [geïntimeerde] hield gedurende de duur van de opfokovereenkomst steeds rond 250 dieren voor [appellante] . Dat was ook het geval in het hele jaar 2015. Volgens [appellante] ging er elke veertien dagen jongvee tussen haar en [geïntimeerde] heen en weer.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28-04/20 (ECLI:NL:GHSHE:2020:1449)
Noot: een beroep op redelijkheid en billijkheid van art. 6:248 BW baat hier niet, evenmin als een beroep op ongerechtvaardigde verrijking art. 6.212 BW