Bij een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog over de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder verstaan de financieel-economische uitvoerbaarheid, alleen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit als de raad op voorhand had moeten inzien dat het plan om financieel-economische, of andere redenen, zonder meer niet uitvoerbaar is. De raad heeft in lijn met artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Bro inzicht gegeven in de financiële uitvoerbaarheid van het plan, waarbij ook de eventueel te betalen tegemoetkomingen in planschade een rol spelen. In hoofdstuk 8 van de plantoelichting is uiteengezet dat de gemeente Leudal zelf initiatiefnemer voor de voorgenomen ontwikkeling van het bedrijventerrein is en eigenaar is van de gronden in het plangebied. De raad heeft toegelicht dat de gemeente zorg draagt voor de ontsluiting en landschappelijke inpassing en dat hiervoor voldoende financiële middelen beschikbaar zijn. Uit het verweerschrift blijkt dat in de exploitatie ook rekening is gehouden met te vergoeden tegemoetkomingen in planschade, waarvoor in 2019 een planschaderisicoanalyse is gemaakt. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen redenen zijn waarom het voorliggende bestemmingsplan op voorhand niet financieel uitvoerbaar zou moeten worden geacht.
ABRS 06-09/23 inzake Leudal (ECLI:NL:RVS:2023:3404)
Noot: niet verassend, net zo min als overweging in diezelfde uitspraak dat planschade niet zodanig groot lijkt te zijn dat die de financiële uitvoerbaarheid in het geding komt en dat voor planschade een afzonderlijke procedure met eigen rechtsbeschermingsmogelijkheden bestaat.