Erfpacht: niet tijdige opzegging

Allereerst is in geschil of de Gemeente heeft voldaan aan de voor opzegging geldende formele vereisten. De rechtbank overweegt als volgt. Het gaat in dit geding om een door de Gemeente aan (een rechtsvoorganger van) [eiser] uitgegeven erfpachtrecht, dat voor tijdelijke duur is gevestigd. De looptijd van het tijdelijke erfpachtrecht verstreek op 31 oktober 2001. Vast staat dat het in erfpacht gegeven perceel niet is ontruimd en dat de Gemeente niet binnen zes maanden na 31 oktober 2001 heeft doen blijken dat zij de erfpacht als geëindigd beschouwt. De wet bepaalt in dat geval dat de erfpacht voor onbepaalde tijd doorloopt (artikel 5:98 lid 1 BW). Wel kan zowel de Gemeente (als eigenaar) als [eiser] (als erfpachter) de verlengde erfpacht in beginsel opzeggen, bij exploot en met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste één jaar (zie de artikelen 5:98 lid 1 en 5:88 lid 1 BW).

Er is sprake van een opzegging van de verlengde erfpacht op basis van artikel 5:98 lid 1 BW. Anders dan [eiser = degene die erfpacht wil houden/krijgen] betoogt, is opzegging van de verlengde erfpacht niet uitsluitend mogelijk in de contractueel geregelde en in artikel 5:87 lid 2 BW geregelde gevallen. Dat volgt niet uit de artikelen 5:98 lid 1 en 5:88 lid 1 BW. Deze bepalingen stellen uitsluitend als eis dat aan de in artikel 5:88 lid 1 BW genoemde formaliteiten (opzegging bij exploot en een minimale opzeggingstermijn van één jaar) moet zijn voldaan. Aan de reden voor opzegging stellen deze artikelen geen nadere eisen of beperkingen.

De Gemeente heeft als privaatrechtelijke grondeigenaar in beginsel contractsvrijheid, zodat het de Gemeente vrij staat te beslissen met wie en onder welke voorwaarden (voor welke canon) zij een nieuwe erfpachtovereenkomst wil aangaan. Daarbij mag de gemeente geen misbruik maken van de machtspositie waarin zij verkeert. Ook na het verstrijken van de oorspronkelijk overeengekomen erfpachttermijn, blijft tussen de Gemeente en de zittende erfpachter een rechtsverhouding bestaan die door de redelijkheid en billijkheid wordt beheerst (zie Hoge Raad 26 maart 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2879). Bovendien is de Gemeente bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten, zoals het sluiten van een overeenkomst van erfpacht, gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (art. 3:14 BW).

Naar vaste rechtspraak is het toelaatbaar om bij heruitgifte een canon te bedingen die is gebaseerd op de actuele grondwaarde, ook als de canon daardoor vele malen hoger wordt dan voorheen (eveneens ECLI:NL:HR:1999:ZC2879). Ook volgt uit de rechtspraak dat het feit dat onder het oude erfpachtrecht bepaalde voorwaarden golden, niet meebrengt dat het de grondeigenaar niet is toegestaan bij heruitgifte nieuwe (ongunstigere) voorwaarden te bedingen (gerechtshof Amsterdam 21 mei 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:CA1789)

Rechtbank Den Haag 28-07/21 inzake gemeente Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2021:8742)