[appellant] betoogt verder tevergeefs dat zijn beroep bij de rechtbank in de zaak met nummer 16/2161 ten onrechte door andere rechters van de rechtbank is behandeld dan zijn eerdere beroepen in de zaken met nummers 12/684 en 12/705. Anders dan [appellant] aanvoert, heeft de rechtbank bij de uitspraak van 16 juli 2015 in de zaken met nummers 12/684 en 12/705 niet een zogenoemde bestuurlijke lus toegepast, maar een einduitspraak gedaan. Bij die uitspraak heeft de rechtbank het college opgedragen een nieuw besluit te nemen op het door [appellant] tegen de besluiten van 25 januari 2011 gemaakte bezwaar. Het beroep dat [appellant] bij de rechtbank heeft ingesteld tegen het nieuwe besluit van het college van 23 februari 2016 betreft dan ook een nieuwe gerechtelijke procedure. Geen rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel staat eraan in de weg dat dat beroep door andere rechters wordt behandeld dan de rechters die het eerste beroep van [appellant] hebben behandeld.
ABRS 21-11/18 inzake Doetinchem (ECLI:NL:RVS:2018:3801)
Noot: vergelijk de onteigeningszaak HR 31-10/14 inzake onteigening Staat der Nederlanden (ECLI:NL:HR:2014:3076). Belang dat uitspraak wordt gewezen door rechter(s) ten overstaan van wie de mondelinge behandeling plaatsvond. Procedure bij vervanging van rechter(s) na mondelinge behandeling: kennisgeving door gerecht plus mogelijkheid nadere mondelinge behandeling te verzoeken.