Windmolens: weegfactoren schadebeoordeling

  • schaduwhinder: onderzoeksrapport geeft aan dat er geen slagschaduwhinder wordt geleden als de stilstandregeling, die onderdeel is van de verleende vrijstelling, in acht wordt genomen.
  • geluidhinder: geluidsbelasting ter plaatse van de woning van [appellant] in dat onderzoek met gebruik van rekenmodellen berekend. Hierbij rekening gehouden met reeds aanwezige geluidhinder A15 en de Betuwelijn.
  • gezondheidseffecten: De rechtbank heeft met juistheid aangesloten bij de uitspraak van de Afdeling van 27 mei 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1621). Zoals in die uitspraak is overwogen is in een brief van de staatssecretaris van het ministerie van Infrastructuur en Milieu van 31 maart 2014 vermeld dat verschillende studies zijn verricht naar de effecten van laagfrequent geluid, waaronder een literatuurstudie en onderzoeken van het RIVM. Hieruit is gebleken dat het aandeel dat het laagfrequente geluid van een windturbine heeft op de geluidsbelasting op een woning gering is. Uit nauwkeurige metingen is bovendien gebleken dat geen overdracht van laagfrequent geluid door de grond plaatsvindt. In die brief is ook vermeld dat geen betrouwbaar bewijs is aangetroffen voor de bewering dat laagfrequent geluid van windturbines klinische ziekten bij mensen kan veroorzaken. Aannemelijk is dat de rapporten uit 2008 en 2012, waarop [appellant] in dit verband heeft gewezen, bij de brief van de staatssecretaris uit 2014 zijn betrokken.
  • uitzicht:  In het SAOZ-advies van juni 2014 is met juistheid vermeld dat op gronden met de bestemming “Agrarisch gebied” ingevolge het bestemmingsplan buiten het bouwvlak hooibergen en silo’s zijn toegestaan. Dat [appellant] de realisering van hooibergen en silo’s op het bouwperceel onwaarschijnlijk acht, betekent niet dat de realisering daarvan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is uitgesloten. De SAOZ heeft deze bouwmogelijkheden terecht bij de planvergelijking betrokken.
  • risico analyse: daarin staan onjuiste uitgangspunten en deze analyse is daarom onvoldoende om tot een andere beoordeling te komen.

Beroep is ongegrond. Het besluit voorziet in een vergoeding van € 5.100, zijnde een waardedaling van € 15.000 minus 2% NMR.

ABRS 26097/17 inzake Giessenlanden (ECLI:NL:RVS:2017:2025).

Noot: voor een overzicht van de relevante schade aspecten zie ook ABRS 21-06/17 inzake Heerhugowaard (ECLI:NL:RVS:2017:1637).