Doel en strekking Wvg: hoe zit het ook alweer?

De Afdeling concludeert dat, daargelaten of de Wvg daartoe de mogelijkheid biedt, geen sprake is van vestiging van een voorkeursrecht ten behoeve van dan wel ten voordele van een derde.

Zoals de Afdeling heeft geoordeeld in de uitspraak van 27 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO1862, heeft de wetgever zelf bij de totstandkoming van de Wvg het met het vestigen van een voorkeursrecht te dienen algemene belang afgewogen tegen het individuele financiële belang van de betrokken grondeigenaren, zodat het enkele financiële belang niet meer afzonderlijk in de afweging behoeft te worden betrokken. Zoals de Afdeling heeft geoordeeld in de uitspraak van 20 mei 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI4555, is in artikel 10, derde lid, van de Wvg geregeld in welke gevallen een optierecht voorrang heeft boven een voorkeursrecht. Indien het tussen [appellant] en zijn huurder overeengekomen koopoptierecht voldoet aan de in deze bepaling opgenomen voorwaarden, kan de huurder zijn optierecht vrij uitoefenen en wordt hij daarin door het voorkeursrecht niet beperkt. Indien het optierecht niet aan deze voorwaarden voldoet, komt het optierecht ingevolge de Wvg niet voor bescherming in aanmerking. Om die reden behoefde het optierecht voor de raad geen aanleiding te zijn van de vestiging van het voorkeursrechtaf te zien.

ABRS 11-07/18 inzake Wet voorkeursrecht gemeenten Purmerend (ECLI:NL:RVS:2018:2332).