Niet in geschil is dat het inroepen van deskundige bijstand voor het opstellen van de reactie naar aanleiding van het conceptadvies van de SAOZ en het indienen van een zienswijze redelijk was. De door de deskundige gedeclareerde uren staan echter niet in verhouding tot de verrichte werkzaamheden.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de door DSM extra opgevoerde kosten van rechtsbijstand voor procesbegeleiding niet voor vergoeding in aanmerking komen en buiten de reikwijdte van artikel 6.5 van de Wro vallen. Met de rechtbank is de Afdeling voorts van oordeel dat een tijdsbesteding van 114 uur, in relatie tot de omvang en zwaarte van de zaak, onevenredig hoog is. In dit geval heeft de rechtbank echter ten onrechte geoordeeld dat een tijdsbesteding van 17,75 uur tegen het door de rechtbank aangenomen gemiddelde uurtarief van € 330,00 voor het verlenen van juridische bijstand inzake het geven van een reactie op het conceptadvies van de SAOZ en het indienen van de zienswijze op het ontwerpbesluit redelijk is. In dit geval zou een tijdsbesteding van 40 uur in verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden.
Dat betekent dat DSM aanspraak maakt op een vergoeding van € 13.200,00 (40 uur tegen een gemiddeld uurtarief van € 330,00) bovenop de vergoeding van € 1.641,06 voor deskundigenkosten voor de werkzaamheden van De Lorijn.
ABRS 06-12/17 inzake Delft/DSM (ECLI:NL:RVS:2017:3305).