Complexwaarde (art. 40d Ow)

Op het onteigende wordt een aansluiting op de A12 aangelegd die dient ter ontsluiting van het gebied Leidsche Rijn. De waardering van de onteigende gronden moet volgens de onteigende grondeigenaar [eiser] daarom worden gebaseerd op een complexwaarde als bedoeld in art. 40d lid 1 Ow en niet op de agrarische waarde van de grond.

HR: De rechtbank heeft bij haar beoordeling van dit betoog vooropgesteld dat krachtens art. 40d lid 2 Ow onder een complex moet worden verstaan de als één geheel in exploitatie gebrachte of te brengen zaken en dat het enkele feit dat een weg mede dient tot ontsluiting van een bepaald (woon)gebied nog niet maakt dat sprake is van een complex. Zij heeft vervolgens beoordeeld of de aansluiting op de A12 waarvoor is onteigend en het gebied Leidsche Rijn tot een als één geheel in exploitatie gebracht of te brengen gebied behoren. In het kader daarvan onderzocht zij twee aspecten, te weten de functionele (in verband met de geografische) samenhang en de financiële samenhang tussen de aansluiting op de A12 en het gebied Leidsche Rijn. Dat oordeel geeft evenwel niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

HR 18-01/13 inzake Staat/Leidsche Rijn (LJN: BY0547).

Noot: geen complexgrond dus en daarmee niet veel nieuws onder de zon. Zie HR 22-02/02 inzake Noord-Holland/Van Staveren, met noot mr. J.G. de Vries Robbé in BR 2002 blad 805: “De vraag of lange stukken weg naar een nieuwe wijk tot het complex moeten worden gerekend, lijkt eenvoudig (negatief) te beantwoorden.”