Oud recht: In deze zaak is tussen partijen in geschil of [appellante] directe planschade (schade als gevolg van een planologische verandering op de gronden van de desbetreffende aanvrager) en indirecte planschade (schade als gevolg van een planologische verandering op gronden van een derde) heeft geleden.
Directe planschade: In een advies van 25 februari 2020 heeft de SAOZ uiteengezet dat de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan weliswaar heeft geleid tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van de percelen voor een scheepswerf, maar dat die beperking niet tot waardevermindering van de percelen heeft geleid. De percelen zijn niet geschikt voor de zelfstandige exploitatie van een scheepswerf waar grotere metalen schepen worden vervaardigd en/of gerepareerd, omdat de percelen een te beperkte oppervlakte en een ongunstige kavelvorm hebben. Voor het realiseren van een grotere scheepswerf zou [appellante] de percelen moeten verkopen aan de eigenaar of eigenaren van buurpercelen. Uit een uitspraak van de Afdeling van 24 december 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AO0809, volgt echter dat indien realisering van een bestemming afhankelijk is van medewerking van derden, een beperking van die bestemming geen aanspraak geeft op tegemoetkoming in planschade.
ABRS: de conclusie dat percelen niet geschikt zijn voor zelfstandige exploitatie berust op onjuiste uitleg van de eigendomssituatie. Daarom is beroep op dit onderdeel gegrond.
Indirecte planschade met als basis dat belendende percelen een hogere milieu categorie krijgen en dus meer overlast veroorzaken op de woning van aanvrager: Hoewel op de aangewezen gronden van de buurpercelen ingevolge artikel 7.1, aanhef en onder a, van de planregels van het nieuwe bestemmingsplan bedrijven tot en met milieucategorie 5, zoals bedoeld in de Staat van bedrijfsactiviteiten, zijn toegelaten, blijkt uit de Staat van bedrijfsactiviteiten dat daarin in het geheel geen bedrijven in milieucategorie 5 zijn opgenomen. Milieucategorie 4.1 is daarin de hoogst opgenomen milieucategorie. Hieruit volgt dat geen sprake is van een planologische verandering die, anders dan voorheen, mogelijkheden biedt voor grotere lawaaimakers in de directe nabijheid van de percelen, aldus de rechtbank en de ABRS volgt deze overweging.
ABRS 09-04/25 inzake Krimpenerwaard (ECLI:NL:RVS:2025:1569)
Noot: het verzoekschrift vergoeding planschade dateert van 13-04-2017 en de gemeente zal nu nog weer een nieuw besluit moeten nemen; hier wel schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.