Onder verwijzing naar de uitspraak van 29 december 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO9217, overweegt de Afdeling dat bij effecten van elektromagnetische velden op de gezondheid onderscheid wordt gemaakt tussen korte termijn effecten (directe effecten) en lange termijn effecten en dat in Nederland geen wettelijke normen zijn vastgesteld voor de blootstelling van de bevolking aan dergelijke velden.
Met betrekking tot de lange termijn effecten als hier aan de orde is op rijksniveau beleid ontwikkeld. Dit beleid is gebaseerd op het voorzorgsbeginsel zoals opgenomen in artikel 174, tweede lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, thans, artikel 191, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het beleid is nader ingevuld bij de brief van 3 oktober 2005. In de brief is geadviseerd om bij de vaststelling van streek- en bestemmingsplannen en van de tracés van bovengrondse hoogspanningslijnen, dan wel wijzigingen in bestaande plannen of van bestaande hoogspanningslijnen, zoveel mogelijk te vermijden dat nieuwe situaties ontstaan, waarbij kinderen langdurig in een gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen verblijven, waarbinnen het jaargemiddelde magnetische veld hoger is dan 0,4 microtesla. Reden hiervan is volgens de brief dat mogelijk een statistisch significant verband bestaat tussen het optreden van leukemie bij kinderen en de magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen. In bijlage 1 bij de brief is vermeld dat voor langdurige blootstellingen wordt uitgegaan van kinderen in de leeftijdscategorie tot 15 jaar die wonen of verblijven in scholen, crèches en kinderopvangplaatsen die zijn gelegen in magneetveldzones. Onder nieuwe situaties wordt volgens de bijlage verstaan: nieuwe streek- en bestemmingsplannen en nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen, dan wel wijziging van bestaande streek- en bestemmingsplannen en wijzigingen aan bestaande bovengrondse hoogspanningslijnen. Indien overeenkomstig een vigerend bestemmingsplan een nieuwe gevoelige bestemming wordt gerealiseerd, wordt dit als een bestaande situatie en dus niet als een nieuwe situatie aangemerkt. Aan bestaande rechten wordt niet getornd, aldus de brief van 3 oktober 2005.
Het advies is aan de hand van een advies van de Gezondheidsraad van 21 februari 2008 bevestigd en verduidelijkt in de brief van 4 november 2008. Volgens die brief worden tot “gevoelige bestemmingen” gerekend woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen met de daarbij behorende erven. Als “langdurig verblijf” wordt verblijf van minimaal 14 tot 18 uur per dag gedurende minimaal één jaar beschouwd, aldus de brief. Een “bestaande situatie” betreft de situatie eind 2005. Met “bestaand” wordt het eind 2005 vigerende bestemmingsplan en de reeds in gang gezette wijzigingen daarop bedoeld.
ABRS 10-10/17 inzake Tilburg (ECLI:NL:RVS:2017:2764).