Bestemmingsplan: eis van financiële uitvoerbaarheid contra opstellen van planschaderisicoanalyse

Met betrekking tot het betoog dat een planschaderisicoanalyse had moeten worden opgesteld overweegt de Afdeling dat daartoe geen wettelijke verplichting bestaat. Wel dient de raad, gelet op artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Bro, inzicht te bieden in de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Daarbij kunnen eventueel te betalen tegemoetkomingen in planschade een rol spelen.

In hoofdstuk 7 van de plantoelichting heeft de raad inzicht geboden in de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Daarnaast stelt de raad dat het plan niet zal leiden tot een bedrag dat voor planschade in aanmerking komt, omdat de maximale mogelijkheden die worden geboden in het voorliggende plan minder zijn dan in het vorige plan. Het plan maakt ter plaatse maximaal 800 m2 bedrijfsbebouwing mogelijk, in plaats van de ongeveer 5000 m2 agrarische bebouwing die maximaal mogelijk was op basis van het vorige plan. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet aannemelijk is dat zodanige planschade zal ontstaan dat de gemeente de planschade die kan ontstaan als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan financieel niet kan dragen en dat de financiële uitvoerbaarheid aldus niet is verzekerd.

ABRS 16-09/20 inzake Breda (ECLI:NL:RVS:2020:2232)