Beperkingen aan buitendijks bedrijventerrein: directe planschade, maar wel 2% NMR

De onroerende zaak is gelegen in een gebied waarop de in de Staatscourant van 19 april 1996, nr. 77, bekendgemaakte Beleidslijn Ruimte voor de Rivier, als gewijzigd in de Staatscourant van 12 mei 1997, nr. 87,  (hierna: de Beleidslijn) van toepassing was. De hoofdlijn van de Beleidslijn houdt in dat nieuwe activiteiten in het winterbed van de grote rivieren die zouden kunnen leiden tot waterstandsverhoging in de huidige situatie, feitelijke belemmering voor toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit of potentiële schade bij hoogwater, in beginsel niet worden toegestaan. Op grond hiervan kon [appellante] verwachten dat de maximale bebouwingsoppervlakte bij een bestemmingsplanwijziging zou afnemen. Uit de uitspraak van de Afdeling van 21 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:972) valt af te leiden dat de Beleidslijn directe werking had. Op grond van de in de Beleidslijn opgenomen overgangsregeling was eenmalige uitbreiding tot maximaal 10 procent van de bestaande bebouwing toegestaan. De Beleidslijn is ingetrokken bij en vervangen door de in de Staatscourant van 12 juli 2006, nr. 133, bekendgemaakte Beleidsregels grote rivieren (hierna: de Beleidsregels). Uit de Beleidsregels valt af te leiden dat de bebouwingsmogelijkheden voor de bedrijfslocatie van [appellante] ook daarin zijn beperkt tot eenmalige uitbreiding van maximaal 10 procent van de bestaande bebouwing. In bijlage 3 bij de Beleidsregels is vermeld dat de situatie ten tijde van de inwerkingtreding van de Beleidslijn daarbij als referentie wordt genomen.

Op grond van een op 8 april 1997 genomen luchtfoto is meetbaar dat destijds op de bedrijfslocatie van [appellante] binnen het bouwvlak ongeveer 9.475 m² aan bebouwing aanwezig was. Bij de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan is een bestaand bebouwd oppervlak van 9.733 m² aangehouden. De maximale bebouwingsoppervlakte van 18.000 m² van het oude planologische regime was vanaf de inwerkingtreding van de Beleidslijn niet meer direct uitvoerbaar. [appellante] had dat kunnen weten. De bebouwingsoppervlakte die nog was toegestaan, lag tussen 10.422,5 m² en 10.706,3 m² (9.475 m² tot 9.733 m² vermeerderd met 10 procent). Dit is conform de maximale bebouwingsoppervlakte van 10.707 m² van de bedrijfslocatie onder het nieuwe bestemmingsplan. De afname van de maximale bebouwingsoppervlakte van de bedrijfslocatie was een normale maatschappelijke ontwikkeling, namelijk een maatregel voor de waterveiligheid, die in ieder geval sinds de inwerkingtreding van de Beleidslijn in de lijn der verwachtingen lag, aldus het college in de brief van 6 juli 2018.

7.2.    Uit deze – door [appellante] niet weersproken – uiteenzetting van het college valt af te leiden dat een beperking van het bebouwingsoppervlak en bouwvolume van de onroerende zaak gedurende een reeks van jaren in de lijn der verwachtingen lag. Voorts lag het, gelet op de milieueffecten van de oude gebruiksmogelijkheden, in de lijn der verwachtingen dat bij een bestemmingsplanwijziging een keuze voor een meer op maat gesneden bestemming zou worden gemaakt, los van de vraag of het planologische beleid daartoe noopte. Onder deze omstandigheden heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een deel van de door [appellante] geleden schade, gelijk aan twee procent van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan, op grond van artikel 6.2, eerste lid, van de Wro onder het normale maatschappelijke risico valt.

ABRS 19-09/18 inzake Werkendam (ECLI:NL:RVS:2018:3026)