Beperking algemene voorwaarden bij particuliere erfpacht

In deze zaak gaat het om het volgende. [gedaagde] is de particuliere erfverpachter van de woning van [eiseres] . De toepasselijke Algemene Bepalingen maken de woning voor een toekomstige koper moeilijk financierbaar – zoals blijkt uit de afgegeven “rode” opinie – en, aldus [eiseres] , belemmeren [eiseres] bij het verkopen van de woning. [eiseres] stelt dat de Algemene Bepalingen algemene voorwaarden zijn in de zin van het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast is volgens [eiseres] de Europese richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn) van toepassing op de Algemene Bepalingen en bevat de Algemene Bepalingen onredelijk bezwarende bedingen. Die bedingen zijn, volgens [eiseres] , nietig of vernietigbaar, althans missen werking tussen partijen.

Concluderend stelt de rechtbank vast dat de Richtlijn op de onderhavige situatie van toepassing is. De Nederlandse regeling van algemene voorwaarden zal daarom richtlijnconform worden uitgelegd. Dat betekent dat de rechtbank in beginsel de Nederlandse regeling van artikel 6:231 BW (algemene voorwaarden) en verder moet toepassen.

Om maximale effectiviteit van de Richtlijn te waarborgen, zal de rechtbank wel voor recht verklaren dat alle drie de bedingen: artikel 12, artikel 13 en artikel 26 geen werking hebben tussen [gedaagde] en [eiseres] of hun rechtsopvolgers. Dit vonnis betreft de bevoegdheid van (rechtsopvolgers van) [gedaagde] om de canon aan te passen voor het appartementsrecht van [eiseres] op het erfpachtrecht. Dit vonnis betreft daarom de rechtstoestand van het appartementsrecht van [eiseres] en kan op grond van artikel 3:17 lid 1 sub e BW worden ingeschreven in de openbare registers.

Rechtbank Amsterdam 19-05/21 (ECLI:NL:RBAMS:2021:2551)