Belemmeringenwet Privaatrecht

De minister heeft aan de eigenaar van een landbouwperceel de verplichting opgelegd een afsluiterschema van gasleidingen onder het maaiveld te gedogen. Vast staat, dat het afsluiterschema is aangelegd in afwijking van duidelijke afspraken tussen de Gasunie en de grondeigenaar. In de procedure bij het hof, waarin om vernietiging van de gedoogbeschikking is gevraagd door de grondeigenaar, speelt die schending van de afspraken geen rol.

De toetsing door het hof is beperkt tot de vraag of het gebruik van het landbouwperceel door de aanleg van het afsluiterschema niet onevenredig wordt belemmerd. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend. Van een zekere belemmering is wel sprake, maar het gaat om een verhoudingsgewijs geringe oppervlakte nabij de rand van het landbouwperceel. Er kan daarom niet gesproken worden over een onevenredige beperking van de agrarische gebruiksmogelijkheden van het perceel.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 29-01/16 inzake minister I & M (ECLI:NL:GHARL:2016:803).

Noot: een helder voorbeeld van belangenafweging. Daarbij spelen belangen van de gelaedeerde in kader van proportionaliteit zeker een rol. Zie ABRS 30-12/15 inzake Minister I&M- plicht opgelegd tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van de Randstad 380 kV-hoogspanningsverbinding Beverwijk-Vijfhuizen in de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude (ECLI:NL:RVS:2015:4037).

Op grond van art. 4 lid 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht (BP) kan ieder aan wie (met toepassing van art. 2 lid 5 BP of art. 3 lid 2 BP) een gedoogplicht als bedoeld in art. 1 BP is opgelegd, aan het Gerechtshof binnen het gebied waarvan de desbetreffende onroerende zaak gelegen is, vernietiging van de beslissing verzoeken.