De raad dient bij de beoordeling of een bestemmingsplan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is een afweging van de betrokken belangen, waaronder een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, te maken.
Het feit dat wordt voldaan aan de in de Wgh en de Wet milieubeheer gestelde eisen voor de aspecten waarop die wetten betrekking hebben, indiceert dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit betekent echter, anders dan de raad kennelijk meent, niet zonder meer dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegeven. De raad dient bij die belangenafweging een oordeel te geven over de gestelde verslechtering van de lucht- en geluidsituatie ter plaatse van de woning van [appellant sub 1]. Voor zover aan de orde dient die beoordeling tevens te zien op in de sectorale wetten niet betrokken aspecten, zoals in dit geval de door [appellant sub 1] gestelde geluidbelasting op de voor de toepassing van de Wgh niet als geluidgevoelig aangemerkte objecten de tuin en het boshuis. Een en ander ook cumulatief en – eveneens voor zover aan de orde – samen met andere voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse relevante aspecten. De raad heeft dit niet onderkend. Het bestreden besluit verdraagt zich daarom niet met artikel 3:2 van de Awb.
ABRS 27-12/17 inzake Coevorden N34 (ECLI:NL:RVS:2017:3542) = bestuurlijke lus.