Het cassatiemiddel richt klachten tegen de beoordeling door het hof van de vraag of het canonherzieningsbeding in de AB 2000 oneerlijk in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen (Richtlijn 1993/13),1 en daarmee onredelijk bezwarend in de zin van art. 6:233 onder a BW, is. Deze klachten slagen naar mijn mening niet.
Procedure aspect: Het hof heeft blijkens de slotoverweging van rov. 4.7 het canonherzieningsbeding in de AB37 niet getoetst. In zoverre slaagt de klacht.
Conclusie A-G 04-07/25 inzake Amsterdam (ECLI:NL:PHR:2025:750)
Noot: lezenswaardige conclusie, ook wat betreft residueel taxatie benadering.