Arbitraal vonnis niet vernietigd: rechter toetst terughoudend

Klacht over door aannemer gebouwde woning, contractueel voorgelegd aan arbiter(s).

Door eiser aangevoerde gronden voor vernietiging:

1

In de eerste plaats voert [eiser] aan dat de Commissie zich niet aan de opdracht heeft gehouden (artikel 1065 lid 1 sub c Rv), nu [eiser] algehele vervanging van de gevels heeft gevorderd en expliciet heeft aangegeven dat een financiële vergoeding voor hem geen optie is. De Commissie heeft zijn eis niet af- of toegewezen, aldus [eiser], maar heeft een vergoeding voor waardevermindering toegekend, hetgeen [eiser] niet had gevorderd.

2

In de tweede plaats voert [eiser] aan dat het arbitrale vonnis niet met redenen is omkleed (artikel 1065 lid 1 sub d Rv). Volgens [eiser] had de Commissie deugdelijk moeten motiveren waarom zij van het advies van haar eigen deskundige afweek en verder verwijt [eiser] de Commissie dat zij het door [eiser] ingebrachte rapport van VerstandinTpand in het geheel niet noemt.

Bij de beoordeling staat voorop dat de (overheids)rechter op grond van vaste rechtspraak de vernietigingsgronden terughoudend dient toe te passen. Deze regel hangt ermee samen dat een vernietigingsprocedure niet mag worden gebruikt als een verkapt hoger beroep, en dat het algemeen belang bij een effectief functionerende arbitrale rechtspleging meebrengt dat de burgerlijke rechter slechts in sprekende gevallen dient in te grijpen in arbitrale beslissingen (HR 17 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9395 en HR 9 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AK8380). De achterliggende gedachte is dat met de arbitrage de zaak in beginsel moet zijn afgerond, wil de keuze voor arbitrage van partijen het gewenste effect hebben van een redelijke snelle en goede oplossing van hun geschil of probleem (het zogenoemde finaliteitsbeginsel).

Volgens de Hoge Raad moet het ontbreken van een motivering op één lijn worden gesteld met het geval waarin weliswaar een motivering is gegeven, maar daarin niet enige steekhoudende verklaring voor de beslissing te onderkennen valt (o.a. HR 9 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AK8380). Het hof herhaalt dat de vernietigingsprocedure geen verkapt hoger beroep is en dat het er dus niet om gaat wat het hof zou hebben beslist. [eiser] lijkt dat met haar inhoudelijke bezwaren uit het oog te verliezen. Specifiek met betrekking tot deze vernietigingsgrond heeft de Hoge Raad expliciet herhaald dat terughoudendheid op zijn plaats is en dat de rechter slechts in sprekende gevallen dient in te grijpen (HR 22 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1593, NJ 2008/4).

De conclusie luidt dat de vordering tot vernietiging zal worden afgewezen.

Gerechtshof Den Haag 19-05/20 (ECLI:NL:GHDHA:2020:1031)