De raad heeft [appellant] bij besluit van 4 juli 2013 een planschadevergoeding toegekend van € 3.403,35, welk besluit bij het besluit op bezwaar is gehandhaafd. Aan deze besluiten lagen adviezen van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) en van het Kenniscentrum voor Overheid en Bestuur (hierna: Kenniscentrum) ten grondslag.
In de tussenuitspraak is overwogen dat [appellant] in 2004 een taxatierapport van Schelhaas Makelaardij B.V. (hierna: Schelhaas) van 20 juni 1996 heeft overgelegd, waarbij de schade als gevolg van de hoogspanningsleiding is begroot op ƒ 45.000,00 (€ 20.420,11). Voorts heeft de WOZ-ambtenaar de waarde met € 24.000,00 bijgesteld. De raad heeft het verschil tussen de in het kader van de planschade en de in het kader van de WOZ vastgestelde waardebepalingen onvoldoende gemotiveerd, aldus de tussenuitspraak.
De raad heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak advies gevraagd aan Langhout. In een advies van 28 januari 2016 heeft Langhout gesteld dat de feitelijke situatie en de planologisch meest ongunstige situatie vóór de planologische ingreep al aanmerkelijk verschilden en dat dat na de planologische ingreep niet anders was. Uit dat gegeven is op zijn minst een deel van het verschil tussen de taxaties naar aanleiding van de aanvraag om planschade en de taxatie naar aanleiding van het bezwaar tegen de vastgestelde WOZ-waarde te verklaren.
Overige van belang zijnde omstandigheden zijn volgens Langhout de maximalisatie van het oude bestemmingsplan met windturbines op 200 meter van het bedrijf en de tussengelegen verkeersbestemming.
De Afdeling overweegt dat op de in de uitspraak genoemde punten – onder meer de locatie van de windturbines – aanleiding bestaat te twijfelen aan de juistheid van het advies van Langhout. De raad mocht het dan ook niet ten grondslag leggen aan zijn besluit.
De Afdeling stelt de planschadevergoeding zelf naar redelijkheid en billijkheid vast op € 11.345,00.
ABRS 17-08/16 inzake Slochteren (ECLI:NL:RVS:2016:2255).
Noot: een opmerkelijke uitspraak. Drie adviseurs van de gemeente komen tot de conclusie dat er geen sprake is van een hogere planschade dan € 3.403,35. Toch ziet de Afdeling in de taxatie van Schelhaas (geen planschadetaxatie) en de gewijzigde WOZ-waarde aanleiding om de vergoeding hoger vast te stellen.
Gemeente lijkt hier nochtans haar best te hebben gedaan om het verschil tussen de waardevermindering WOZ en planschade te motiveren, anders dan in bijvoorbeeld ABRS 16-06/10 inzake Venlo (ECLI:NL:RVS:2010:BM7718).