De door het makelaarskantoor afgegeven onderhandse verkoopwaardes zijn hoger dan de verkoopwaarde waartoe zij als redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot had kunnen komen.
Het makelaarskantoor is daarvoor aansprakelijk.
Uit de ingewonnen informatie over de onderhoudstoestand van de woning houden de deskundigen het ervoor dat de woning op de vier peildata in goede staat verkeerde. Na de eerste waardebepaling in mei/juni 2010 is denkbaar dat de woning bij bezichtigingen een minder prettige indruk is gaan maken, maar volgens de deskundigen vloeit daar geen waarde verminderde onderhoudsstaat uit voort. Bij de beantwoording van de vraag of een makelaar in redelijkheid tot een onderhandse verkoopwaarde is gekomen, is in de praktijk een acceptabel uitgangspunt de zogeheten 10%-afwijkingsrange (-10% tot +10%). Dit houdt in dat de uiterste limiet van de onderhandse verkoopwaarde 10% lager of 10% hoger kan liggen dan de getaxeerde verkoopwaarde die voor juist wordt gehouden. Een grotere afwijking kan gerechtvaardigd zijn bij minder courant onroerend goed en bij een instabiele markt. Een kleinere afwijking kan geboden zijn bij repeterend of veel voorkomend vastgoed.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19-04/22 inzake Kamminga (ECLI:NL:GHARL:2022:2975)