In deze zaak betoogt [eisers c.s.] dat rechtbankdeskundige [A] niet aan de norm van artikel 198 lid 1 Rv heeft voldaan omdat (1) hij het onderzoek niet heeft voltooid en (2) de inhoud van zijn advies ondeugdelijk is. [A] heeft dat betwist.
Omdat [A] door de rechtbank tot deskundige is benoemd en dus geen sprake is van een overeenkomst van opdracht tussen [A] als opdrachtnemer en [eisers c.s.] als opdrachtgever, kan [eisers c.s.] haar vordering niet baseren op wanprestatie. Een vordering tegen een door de rechter benoemde deskundige moet worden gebaseerd op onrechtmatige daad. Van onrechtmatig handelen van een gerechtelijk deskundige is sprake indien de deskundige heeft gehandeld in strijd met zijn uit de wet voortvloeiende verplichting om het onderzoek onpartijdig en naar beste weten te volbrengen (artikel 198 lid 1 Rv). Dit betekent dat de gerechtelijk deskundige, zoals voor elke deskundige geldt, zijn werkzaamheden zorgvuldig, vakbekwaam en integer moet verrichten, maar omdat hij optreedt in een gerechtelijke procedure ook dat hij zich moet houden aan de daarbij behorende procedurele eisen, zoals deze nader zijn uitgewerkt in de Leidraad deskundigen in civiele zaken (hierna: de Leidraad).
Omdat [A] door de rechtbank is benoemd zijn het namelijk niet partijen, maar is het de rechtbank die de omvang van de door [A] te verrichten werkzaamheden bepaalt. [A] had daarom, volgens de aanwijzingen in de Leidraad, direct met de rechtbank contact moeten opnemen toen hij ontdekte dat hij de benoeming had aanvaard en de offerte had opgemaakt in de onjuiste veronderstelling dat het alleen om de beoordeling van de dakwerkzaamheden ging.
Daarop heeft de rechtbank in Assen het nodig gevonden om een mondelinge behandeling te bepalen, waarvoor ook [A] is uitgenodigd. [A] is vervolgens niet op de mondelinge behandeling verschenen bij de rechtbank, waarin – zoals voldoende blijkt uit de brief van de griffier aan hem van 8 juni 2018 (productie 19 van [eisers c.s.] ) – de ontstane impasse in het deskundigenonderzoek zou worden besproken.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat [A] het deskundigenonderzoek verwijtbaar niet naar behoren heeft voltooid.
Het ondanks herhaalde verzoeken van [eisers c.s.] niet behoorlijk voltooien van het onderzoek, het indienen van de rapportage bij de rechtbank zonder daarbij melding te maken van het gerezen conflict en met name de weigering verantwoording af te leggen aan de rechtbank over de wijze waarop de opdracht is verricht, met als verstrekkend gevolg dat een nieuw deskundigenonderzoek moest plaatsvinden, is onrechtmatig ten opzichte van [eisers c.s.] . De schade die [eisers c.s.] als gevolg van dat onrechtmatig handelen lijdt, dient [A] aan haar te vergoeden.
Rechtbank Midden-Nederland 21-02/20 (ECLI:NL:RBMNE:2020:806)
Noot: zorgvuldig handelen is voor elke deskundige essentieel en zeker ook voor een door de rechtbank benoemde deskundige.