Aanpak taxatie bij einde opstalrecht

Taxatie op basis van de artikelen 5:105 lid 3 jo. 5:99 BW. Beide partijen wijzen een taxateur aan en als die er samen niet uitkomen dan wordt er een derde taxateur benoemd.

Rechtbank: Er is geen reden om in afwijking van de tussen partijen gemaakte afspraken bij voorbaat te bepalen dat de derde-taxateur de waarde van de opstal vaststelt volgens de gecorrigeerde vervangingswaarde. Het is conform de afspraken tussen partijen aan de derde-taxateur om de waarde van de opstal vast te stellen volgens een door hem te bepalen waarderingsmethode. Daar de taxateur bij uitstek ter zake deskundig is en kan bepalen welke methode in dit specifieke geval de meest geëigende is. Deze handelswijze wordt ook aanbevolen in de door [eisers] aangehaalde juridische vakpublicaties. De rechtbank wijst er overigens op dat de derde-taxateur in zijn rapport inzichtelijk zal moeten maken waarom de door hem gehanteerde methode voor deze taxatie de meest geëigende is.

Rechtbank Rotterdam 12-02/24 inzake gemeente Albrandswaard (ECLI:NL:RBROT:2025:2092)

Noot: Het oordeel van Tuchtcollege NRVT is voor de rechtbank niet bindend, maar vormt een aanwijzing dat gecorrigeerde vervangingswaarde in dit soort gevallen de meest geëigende methode is. Dergelijke aanwijzingen zijn in de door [eisers] aangehaalde literatuur ook terug te vinden.

Citaat: “Het tuchtcollege overweegt dat van verweerder (lees: de door gemeente aangewezen taxateur) had mogen worden verwacht dat hij de gecorrigeerde vervangingswaarde wel in het advies zou hebben uitgewerkt, nu dit de meest geëigende methode is om in dit soort gevallen de waarde vast te stellen.”