Het gaat thans in cassatie alleen nog om de vraag of het recreatiepark dient te worden aangemerkt als een onroerende zaak die in hoofdzaak dient tot woning. Voor de eigenarenheffing betekent een aanmerken als woning, toepassing van het (lagere) tarief voor woningen. Verder geldt dat indien het recreatiepark in hoofdzaak dient tot woning, belanghebbende als gebruiker van het recreatiepark niet in de heffing van OZB kan worden betrokken.
Volgens de A-G is de juiste maatstaf ter beoordeling of een recreatiewoning in dit kader als een woning kan worden aangemerkt, of die gezien de daarin aanwezige of daarbij behorende (basis)voorzieningen, fysiek en objectief geschikt is voor bewoning.
Dat is hier volgens de A-G het geval.
Conclusie A-G inzake recreatiepark Arnhem (ECLI:NL:PHR:2016:756).
Noot: advies van de A-G aan de Hoge Raad. Het is wachten op de uitspraak van de Hoge Raad. Deze conclusie van de A-G is voordelig voor eigenaren van recreatieparken. Voor de gebruikers (vaste huurders) zijn er geen gevolgen te voorzien, nu de gebruikersheffing voor woningen in 2006 is afgeschaft, dit in tegenstelling tot die voor gebruikers/huurders van bedrijfspanden.