Vervallen tijdelijk voordeel: geen planschade

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 22 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:713, onder 7.2, wordt bij het bepalen van de tegemoetkoming in planschade in beginsel geen rekening gehouden met een voor de aanvrager, in vergelijking met het ten tijde van de verkrijging van de onroerende zaak geldende planologische regime, voordelige, na de datum van verwerving daarvan door de aanvrager in werking getreden, wijziging van het planologische regime, die ongedaan wordt gemaakt door het beweerdelijk schadeveroorzakende besluit.

In dit geval bestaat geen aanleiding voor het maken van een uitzondering op de hoofdregel van de rechtspraak. Dat de woning feitelijk als woonhuis is gebruikt, zoals de erven stellen, neemt niet weg dat het perceel onder het planologische regime van het bestemmingsplan 1970 geen bestemming voor woondoeleinden had. De discussie tussen partijen over de bouwvergunning uit 1921 en of daarmee destijds al dan niet een woonhuis is vergund, wat daar verder van zij, is niet relevant voor de beoordeling van het geschil. Voor zover de bouwvergunning zou zijn aan te merken als een toestemming voor met het planologisch regime strijdig gebruik, is een dergelijke toestemming in ieder geval met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan 1970 uitgewerkt.

De rechtbank heeft terecht overwogen dat het overgangsrecht van het bestemmingsplan 1970 in dit geval buiten beschouwing moet blijven. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in haar uitspraak van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:856, onder 10.4), is de hoofdregel in de rechtspraak dat het overgangsrecht bij het bepalen van planschade buiten beschouwing blijft. Onder omstandigheden kan er, op grond van de aard en de omvang van het overgangsrecht, reden zijn een uitzondering op deze hoofdregel te maken. Deze omstandigheden zijn hier niet aan de orde.

ABRS 16-04/25 inzake Oss (ECLI:NL:RVS:2025:1678)