De Gemeente heeft van [geïntimeerde] een perceel grond gehuurd om er een rotonde op aan te leggen. Inmiddels is de rotonde aangelegd. De Gemeente heeft een paar jaar later de huur opgezegd, maar wil de rotonde niet ontruimen, met een beroep op de bepalingen in de huurovereenkomst en de Wegenverkeerswet. De kantonrechter legt de huurovereenkomst uit en acht de opzegging van de huurovereenkomst in strijd met artikel 3:14 BW en daarom zonder rechtsgevolg. Het hof is het daarmee eens.
Het is van tweeën een: ofwel de Gemeente blijft het gehuurde als huurder gebruiken en betaalt daarvoor een tegenprestatie (dan wel zorgt voor een andere gebruikstitel, zoals eigendomsverwerving al dan niet door onteigening), ofwel de Gemeente zegt de huur op en zorgt dat het gehuurde wordt ontruimd. Het hof begrijpt dat ontruiming bezwaarlijk is en dat het thans de bedoeling van de Gemeente is dat de rotonde en het fietspad op het perceel gehandhaafd blijven, maar niet valt in te zien waarom [geïntimeerde] hiervan de (financiële) consequenties moet dragen.
Gerechtshof Den Haag 25-03/25 inzake Kaag en Braassem (ECLI:NL:GHDHA:2025:411)