Tussenkomst huurder parkeerplaatsen in onteigening

Huurder 3B Exclusief vordert dat haar wordt toegestaan in de onteigeningszaak van de gemeente tegen Grondeigenaar Urbi tussen te komen. Zij stelt dat zij daar als huurder van een deel van het te onteigenen perceelsgedeelte met grondplannummer 1 belang bij heeft.

De gemeente heeft geen bezwaar tegen de tussenkomst van 3B Exclusief als huurder van tien parkeerplaatsen op het te onteigenen perceelsgedeelte met grondplannummer 1. De gemeente verzet zich echter tegen de verzochte tussenkomst van 3B Exclusief als huurder van “een deel van het perceelsgedeelte”. Daartoe voert de gemeente aan dat 3B Exclusief niet expliciteert om welk deel van het te onteigenen perceelsgedeelte het precies gaat.

Urbi Investment refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

Op grond van (het per 1 januari 2024 vervallen) artikel 3 lid 2 Onteigeningswet (hierna: Ow), gelezen in samenhang met artikel 4.4 van de Invoeringswet Omgevingswet, kunnen derde belanghebbenden, waaronder huurders, verzoeken om tussenkomst in een onteigeningsprocedure. Het derde lid van artikel 3 Ow voegt hieraan toe dat tussenkomst niet wordt toegelaten als de gestelde hoedanigheid van de derde belanghebbende wordt betwist.

Niet in geschil is dat 3B Exclusief als huurder van de hiervoor bedoelde tien parkeerplaatsen belanghebbende is in de zin van artikel 3 lid 2 Ow. Dat is voldoende voor toewijzing van de incidentele vordering. De opmerking van de gemeente doet daar niet aan af en daarover kan voor zover nodig verder worden gedebatteerd in de hoofdzaak.

De conclusie is dat de incidentele vordering moet worden toegewezen.

Rechtbank Rotterdam 19-02/25 inzake Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2025:2332)

Noot: Sjoerd van Hoogmoed is één van de rechtbankdeskundigen in deze zaak.