Flexibiliteitsbepaling / bouwvolume goed meten

1.

Uit de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582, volgt dat een flexibiliteitsbepaling in beginsel niet wordt betrokken bij de planvergelijking, omdat een flexibiliteitsbepaling een zelfstandige oorzaak van planschade is.

In artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wro is een krachtens artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder d, van deze wet gestelde nadere eis als zelfstandige oorzaak van planschade vermeld. Dat betekent dat het, gelet op de rechtspraak van de Afdeling, in beginsel niet is toegestaan om in de planvergelijking rekening te houden met de in artikel 7, vierde lid, aanhef en onder c, van de planregels opgenomen bevoegdheid om nadere eisen aan het dak te stellen.

2.

ABRS: Op grond van de planregels had de woning in de oude situatie een maximale inhoud van 600 m3 en werd, voor zover nu van belang, de inhoud ervan gemeten boven de vloer van de begane grond. Onder het nieuwe bestemmingsplan mag de inhoud van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, ten hoogste 660 m3 zijn en wordt de inhoud gemeten vanaf de onderzijde van de vloer van de begane grond.

Omdat de inhoud onder het nieuwe bestemmingsplan niet wordt gemeten vanaf de bovenzijde, maar vanaf de onderzijde van de grond van de begane vloer, is onvoldoende gemotiveerd dat, zoals in het advies van Antea is vermeld, voor [appellant] een voordeel van 60 m3 is ontstaan. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

ABRS 22-01/25 inzake Ede (ECLI:NL:RVS:2025:208)