Planschade en (verplaatsbaarheid) woonschip: niet onroerend, maar roerend
[appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de vaste rechtspraak van de Afdeling (planschade beperkt tot onroerende zaken) in dit geval niet opgaat, omdat hij niet zomaar ergens anders een ligplaats kan krijgen voor zijn woonschip, maar daarvoor een adres, vergunning, walaansluiting en rioolaansluiting nodig heeft.Op grond van artikel 6.1 van de Wro kennen burgemeester en wethouders degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
In de Wro is geen definitie gegeven van een onroerende zaak, als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, van die wet. De Afdeling sluit voor de definitie hiervan aan bij artikel 3:3 van het Burgerlijk Wetboek en bij de rechtspraak van de Hoge Raad. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 12 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:990. Uit die rechtspraak volgt dat een woonschip in beginsel geen onroerende zaak is.
In het betoog van [appellant] ziet de Afdeling geen aanleiding om in zijn geval anders te oordelen. Waar het om gaat, is dat het woonschip niet duurzaam met de bodem of oevers is verenigd. Dat een ligplaatsvergunning, adres en aansluiting noodzakelijk zijn om langdurig aan te meren, maakt nog niet dat een woonschip duurzaam met de grond is verenigd. Het woonschip blijft verplaatsbaar. Uit de overgelegde stukken blijkt overigens ook dat het woonschip inmiddels op kosten van de gemeente Amsterdam is verplaatst naar een andere locatie.
Het betoog slaagt niet. ABRS 18-09/24 inzake Amsterdam (ECLI:NL:RVS:2024:3750)
Noot: nu een woonschip niet onroerend is, komt de eigenaar sowieso niet in aanmerking voor tegemoetkoming planschade,