In deze zaak gaat het onder andere om de vraag of ten behoeve van het perceel van [eiser] en ten laste van het perceel van Leisure Fund een erfdienstbaarheid van weg rust, in die zin dat [eiser] en de bezoekers van zijn sportcentrum het recht hebben zich over het perceel van Leisure Fund te begeven. In 1980 is een dergelijke erfdienstbaarheid gevestigd. Met de akte ruilverkaveling in 2006 is die erfdienstbaarheid komen te vervallen en zijn opnieuw erfdienstbaarheden gevestigd. Volgens de tekst van de akte van ruilverkaveling is het perceel van Leisure Fund met nummer [nummer 41] niet dienend ten opzichte van het perceel [nummer 39] van [eiser] . De rechtbank komt tot het oordeel dat in de notariële akte van ruilverkaveling een onmiskenbare administratieve fout is gemaakt en dat [eiser] recht heeft op herstel van die fout. Dat betekent dat de ten onrechte vervallen erfdienstbaarheid alsnog moet worden gevestigd en dat Leisure Fund daaraan haar medewerking moet verlenen.
Daarnaast gaat het in deze zaak om een deel van het sportcentrum dat (de rechtsvoorganger van) [eiser] over de erfgrens met het perceel [nummer 41] van Leisure Fund heeft gebouwd. Hierover is de rechtbank van oordeel dat die overbouw niet hoeft te worden verwijderd, omdat de in verband daarmee te maken belangenafweging in het voordeel van [eiser] uitvalt: in aanmerking genomen omstandigheden en belangen is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot verwijdering van de overbouw misbruik van bevoegdheid oplevert. De rechtbank begroot de jaarlijkse schadeloosstelling voor vestiging erfdienstbaarheid “overbouw” op een bedrag van € 1.000,- (geïndexeerd).
Rechtbank Amsterdam 21-08/24 (ECLI:NL:RBAMS:2024:5170)
Noot: opvallend is dat de rechtbank geen aanleiding ziet om een deskundige in te schakelen, maar de jaarlijkse schade zelf begroot op basis van de (geïndexeerde) grondprijs op basis van de laatste verkooptransactie van het perceel.