Wat er aan voorafging: HR inzake gem. Bergen (ECLI:NL:HR:2020:1542 en ECLI:NL:HR:2020:1543).
Onderdeel III klaagt dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op het verweer van de Gemeente dat de deskundigen in hun berekening van de opbrengsten uit het onderhavige project zijn uitgegaan van ‘gewassen grind’ terwijl zij aan de kostenkant zijn uitgegaan van ‘vuil grind’, hetgeen inconsistent is en grote financiële consequenties heeft. Dit maakt het oordeel van de rechtbank (in rov. 2.12) dat zij de conclusies en daaraan ten grondslag liggende argumentatie van de deskundigen overneemt, onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd, aldus het onderdeel. Deze klacht slaagt.
Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 07-05/24:
- residuele taxatie naar beneden bijgesteld, vanwege het feit dat het gaat om “vuil grind”, terwijl qua opbrengst gerekend was met “gewassen grind”.
- aanvankelijk was de residuele berekening één van de vier parameters (ook genoemd: observaties) voor de taxatie van de grondprijs.
- daarnaast golden als parameters vergelijkingstransacties in het gebied – vonnis rechtbank Roermond voor nabij gelegen gronden – referenties elders in Limburg.
- daarvan een gewogen gemiddelde = wegingsfactoren (vorm van: verzoening).
- peildatum 07-12/17.
Gemeente betoogde dat vanwege de fors lagere residuele waardering, daaraan zwaarder gewicht (met aldus een lagere gemiddelde waarde) toegekend moest worden dan de rechtbank in het aanvankelijke vonnis in navolging van deskundigen deed. Vervolgens meende gemeente dat aan de andere parameters een lagere wegingsfactor toegekend zou moeten worden. Het Hof volgt echter de wegingsfactoren van deskundigen.
Hof ‘s-Hertogenbosch 07-05/24 (nog) niet gepubliceerd.
Noot: René van Hoogmoed is in deze zaak als één van de deskundigen door het Hof aangewezen (hij was niet betrokken bij de eerdere procedure bij de rechtbank) en weet dat de gehanteerde wegingsfactoren heel erg ter discussie gesteld zijn in (de aanloop naar) de pleidooien.