Naar het oordeel van de Afdeling zijn met dat rapport concrete aanknopingspunten gegeven voor twijfel aan de juistheid van de taxatie van Thorbecke van de waarde van de woning op de peildatum onder het oude planologische regime. Het gaat hier, anders dan hij heeft gesteld, niet slechts om een verschil van inzicht tussen taxateurs. Dat betekent dat het college de taxatie van Thorbecke redelijkerwijs niet aan de besluitvorming ten grondslag heeft kunnen leggen.
Niet in geschil is dat de drempel wegens het normale maatschappelijke risico in dit geval gelijk is aan 5 procent van de waarde van de woning op de peildatum onder het oude planologische regime. Dat betekent dat [appellant] aanspraak kan maken op een tegemoetkoming in planschade van circa 0,36 procent van die waarde. Indien die waarde € 578.500,00 zou zijn, zoals Thorbecke heeft gesteld, is de tegemoetkoming in planschade gelijk aan circa € 2.080,00. Indien die waarde € 685.000,00 zou zijn, zoals Langhout heeft gesteld, is de tegemoetkoming in planschade gelijk aan circa € 2.470,00. De Afdeling ziet in dit stadium van de procedure, mede gelet op het tijdsverloop en het relatief geringe verschil tussen de genoemde bedragen, geen aanleiding om het college het geconstateerde gebrek te laten herstellen en zal de tegemoetkoming in planschade daarom vaststellen op het bedrag dat uit de taxatie van Langhout voortvloeit.
ABRS 08-05/24 inzake Haarlemmermeer (ECLI:NL:RVS:2024:1969)
Noot 1: In de uitspraak verder aandacht voor de weging van referenties en de “wet van de verminderde meeropbrengst”, ook wel bekend als de wet van het afnemend grensnut.
Noot 2: Op basis van de contra-expertise zijn er concrete twijfels over de getaxeerde waarde voorafgaand aan de planologische wijziging. De hoogte van de waardevermindering is ook bestreden, maar blijft in stand. Aldus voorziet de Afdeling zelf in de zaak door het door Thorbecke gehanteerde percentage waardevermindering te vermenigvuldigen met de door Langhout getaxeerde waarde. Een praktische oplossing.